Duurzaam beleid

Frans Stel, lector International Business

 

Nederland blijft achter bij andere landen wat betreft duurzaamheid. In vergelijking tot hoogontwikkelde landen als Duitsland, Finland of Zwitserland gebruiken we per hoofd van de bevolking meer fossiele brandstoffen en meer CO2. Hoe komt het dat deze landen duurzamer zijn dan Nederland?
Duitsland, Finland of Zwitserland presteren in internationaal opzicht uitstekend: uit het Word Competitive Report 2014 blijkt dat deze landen concurrerender zijn dan Nederland. Deze landen doen het dus qua economie én duurzaamheid beter dan Nederland. Hoe kan dat? Eén van de redenen ligt in meer duurzaam beleid. Omschakelen naar meer duurzame productie en consumptie gaat niet van de ene op de andere dag. Er is een mentaliteits- en gedragsverandering nodig bij iedereen: burgers, bedrijven én overheid. Dat bereik je door consistent beleid waarbij duurzaam gedrag blijvend beloond wordt en niet-duurzaam gedrag blijvend ontmoedigd (=duurder) gemaakt wordt. Duurzaam beleid is in Nederland ver te zoeken. Neem bij voorbeeld de subsidie op zonnepanelen. Zodra deze regeling een succes werd, werd ‘ie’ al weer snel afgeschaft. Te veel subsidie: te duur!
Onze oosterburen doen het anders: daar heeft de overheid zich vastgelegd dat de regelingen voor zonnepanelen vele jaren hetzelfde blijven. Daar prevaleert het langetermijnbelang boven de boekhouder. Ad hoc subsidies gericht op duurzaam gedrag zijn weggegooid geld omdat ze niet leiden tot blijvende gedragsverandering. Dergelijke subsidies kan je beter helemaal niet in het leven roepen.
Duurzame economische groei is mogelijk! Laten we kijken hoe Duitsland, Finland of Zwitserland het voor elkaar krijgen om economische prestaties te combineren met een meer duurzame economie. Laten we ons beleid ook duurzamer maken: meer gericht op langetermijn. Dit betekent duurzaam gedrag blijvend en meerjarig belonen en minder duurzaam gedrag permanent afremmen. Een consistent beleid waarbij kortdurende regelingen niet voorkomen en alle regelingen een gegarandeerde lange looptijd hebben.

 

 

Vele handen maken veel werk

Ton van Kollenburg, lector Improving Business

 

Verbeteren start met nadenken wat je wilt verbeteren en daar de goede keuzes in te maken. Voor mij betekende dat binnen Avans: in gesprekken met directies en docenten komen tot een goede invulling van mijn kenniskring. Uit die gesprekken bleek dat zes academies een bedrijfskunde-opleiding, of één die daar heel sterk op lijkt, hebben en ik vind het leuk dat elk van die opleidingen tenminste één docent aan mijn kenniskring levert. Laat me eerst de kenniskringleden even voorstellen dan vertel ik daarna wat we gaan doen.

Even voorstellen…

Allereerst neemt Jan Verhagen van AI&I deel. Jan heeft veel continu verbeterervaring en is, naast docent, ook coördinator van de minor continu verbeteren. Van de opleiding Technische Bedrijfskunde in Tilburg neemt Anco Dams deel aan de kenniskring. Anco brengt onder andere veel ervaring uit de praktijk mee. Van Bedrijfskunde MER in Den Bosch (AHB) nemen twee docenten deel aan de kenniskring: Minou Schreuder-Roijmans en Stephan Wouters. Minou is gepokt en gemazeld in het opzetten van onderzoek rondom economische vraagstukken en Stephan brengt veel ervaring mee op het gebied van “lean”. Zo schreef hij onder andere het zeer lezenswaardige boek “Het Macaroni-dilemma” over zorglogistiek. Bedrijfskunde MER uit Breda (AAFM) is vertegenwoordigd door Jun Swagemakers. Net als Stephan heeft ook Jun ervaring met zorglogistiek en lean, zowel in de praktijk als in het onderwijs. ASIS is vertegenwoordigd door Alinda Kokkinou. Alinda heeft een behoorlijke onderzoekservaring. Dat blijkt onder andere uit een duale promotie aan de Pennsylvania State University en diverse publicaties. En last but not least vertegenwoordigt Tom van Velzen (AVD) het deeltijdonderwijs. Naast onderwijservaring heeft Tom ook ruime ervaring in de zakelijke dienstverlening, zodat we, naast de industrie en de zorg, ook daar onze verbeterpijlen op kunnen richten.

Go west

Het is de bedoeling van de kenniskring om onderzoek te gaan doen en ervoor te zorgen dat de verworven kennis, onder andere in het onderwijs, tot uiting komt. Daarvoor volgen we, binnen Improving Business, vier onderzoeksrichtingen. Ten eerste vertrekken we, geheel in de geest van de lean-filosofie, naar het noorden: we gaan op zoek naar ons “true-north”. Daarvoor verdiepen we ons in de vraag met welke omgevingsontwikkelingen organisaties te maken hebben en hoe ze daar mee omgaan. Hieronder hoort ook de vraag thuis welke kennis en vaardigheden die organisaties in de toekomst nodig hebben? Vervolgens buigen we af naar het oosten van waaruit het continu verbeteren op ons af is gekomen. Hoe gaat dat (veelal Japanse) continu verbeteren bij ons, in Nederland? Wat gaat er goed, of juist niet? En wat kunnen we daar uit leren? Dan buigen we af naar het zuiden, waar de zon volop mogelijkheden geeft voor duurzame processen. Wij vragen ons af: hoe ziet zo’n duurzaam proces er dan uit en wat maakt het duurzaam? Tenslotte we “Go West”:

(Go west) To begin life new (Go west) This is what we’ll do
(Bron: The Village People)

In dat westen, dat overigens een eeuw geleden ook de bakermat vormde voor veel bedrijfskundige toepassingen, brengen wij de eerste drie richtingen samen tot nieuw praktisch inzicht over het realiseren van duurzame processen met continu verbeteren.

Samen

Als je goed wilt verbeteren, gaat dat ook over samen werken. Niet alleen in de kenniskring, maar samen met alle bedrijfskunde docenten en met de studenten. Dan maken vele handen licht en vooral VEEL werk.