Laat de pensioenfondsen niet in de kou staan

Het valt niet mee om op dit moment een pensioenfondsbestuurder te zijn. Je collega’s in de financiële sector doen liever zaken onder elkaar, dan dat ze geld investeren in de reële economie. Als we de Britse FT-columnist en econoom John Kay mogen geloven, wordt 97% van het kapitaal in de wereld rondgepompt in de financiële sector en niet geïnvesteerd in de reële economie. Hoogstens dat de salarissen van de mensen in de financiële industrie nog enigszins een effect heeft vanwege hun consumptieve uitgaven.

Het feit dat er zo weinig geïnvesteerd wordt door bedrijven en grote beleggers en de burgers zo dik in de schulden zitten en weinig vertrouwen hebben in de toekomst houdt ook de economische activiteit beneden alle peil. De Europese Centrale Bank probeert er via het monetaire beleid nog een slinger aan te geven door een negatieve rente door te berekenen aan de banken. Maar daar schieten de Nederlandse pensioenfondsen niets mee op. Zij zitten met dalende dekkingsgraden en daar wordt de politiek en hun deelnemers weer zenuwachtig van. Terwijl die dekkingsgraad maar gewoon een rekensommetje is, en dat als de inflatie en de rente weer flink gaan stijgen het probleem van de lage dekkingsgraad vanzelf verdwijnt. Dat de pensioenfondsen ondanks deze aanhoudende financiële malaise nog steeds mooie rendementen maken, daar horen we niemand over. Het is nu juist over de houdbaarheid van die rendementen dat ik me zorgen maak.

Op dit moment is een groot deel wat we met elkaar verdienen in Nederland – onze welvaart – gebaseerd op de fossiele economie. In 2014 kwam slechts 5,5% van onze energie, zo vertelt het CBS ons, uit hernieuwbare bronnen zoals wind, zon, warmteopslag of biobrandstoffen terwijl we in 2009 afgesproken hebben dat we op 14% zouden zitten. Het Europese gemiddelde is op dit moment 16%. Zweden is de Europese kampioen met maar liefst 53%. Alleen Luxemburg en Malta doen het nog slechter dan Nederland.

De reden voor onze slechte duurzame energieprestatie? De Nederlandse overheid wil liever geen steun geven aan het produceren van energie uit hernieuwbare bronnen. Ze doet het wel, mondjesmaat, maar onze grootste subsidieontvanger op energiegebied is de fossiele-brandstoffensector en zijn grootgebruikers. Energieverslindende sectoren als transport, distributie, tuinbouw en staal worden door de Nederlandse staat ontzien door niet de volle maatschappelijke kosten te rekenen van benzine, steenkool en gas. En zo betaalt elke Nederlandse burger per jaar € 540 aan het in stand houden van de fossielen.

Het meest schrijnende is dat de Nederlandse politiek, regering incluis, de pensioenfondsen voortdurend aanspreekt op hun beleggingsbeleid. Dan moet het pensioengeld dat door ons de burgers is gespaard in Nederlandse hypotheken, dan weer in hernieuwbare energie of het isoleren van woningen van woningcorporaties. Terwijl de overheid zelf het gelijke speelveld voor mogelijk goed renderende beleggingen in duurzame oplossingen verstoort door het gebruik van fossiele brandstoffen te blijven financieren van ons belastinggeld.

Intussen heeft de toezichthouder op de pensioenfondsen, de Nederlandsche Bank (DNB) zich ook in het debat over hoe de pensioenfondsen rekening moeten gaan houden met de klimaatverandering gemengd. In navolging van de Bank of England ziet ook DNB allerlei klimaatrisico’s opdoemen voor de institutionele beleggers en de consequenties daarvan voor de houdbaarheid van de pensioenen.

Gelukkig loopt een aantal grote pensioenfondsen al jaren vooruit op het late wakker worden over de noodzaak van duurzame ontwikkeling van DNB en de overheid. Zij hebben al stappen gezet om de CO2-uitstoot van hun portefeuilles in kaart te brengen en terug te dringen. Het is jammer dat de middelgrote en kleine pensioenfondsen nog zo terughoudend zijn om hun portefeuilles drastisch te verduurzamen. Ze verschuilen zich graag achter argumenten van kosten – duurzaam beleggen kost geld – maar die mythe kunnen we zo langzamerhand wel achter ons laten.

Het probleem is dat de bestuurders van kleine en middelgrote pensioenfondsen te weinig naar de veranderende wereld om zich heen kijken en blijven geloven in de efficiënte markttheorie die zegt dat je in de wijsheid van de financiële markten moet geloven. Ook zo’n mythe die we, zeker sinds de kredietcrisis van 2008, achter ons moeten laten.

Pensioenfondsbestuurders verschuilen zich ook graag achter hun deelnemers: die zouden niet duurzaam willen beleggen. Natuurlijk is er een aantal luidruchtige gepensioneerde heren die alleen voor het geld gaan. Maar zij zijn binnenkort dood en dan zit de jongere generatie met een uitgewoonde planeet met onvoorspelbaar weer en grote groepen mensen op drift. En dan is er in die chaos ook geen fatsoenlijk rendement meer te behalen. Dus als u een verplichte pensioenspaarder bent: laat uw pensioenfonds niet in de kou staan. Stuur een brief en moedig het aan om duurzamer te gaan beleggen. Al was het alleen maar omdat u graag een behoorlijk financieel en maatschappelijk rendement wil van uw uitgestelde inkomen.

Marleen Janssen Groesbeek, lector Sustainable Finance and Accounting

Duurzaam innoveren in de voedingsindustrie

Blog Frans1

Tijdens de conferentie Globe 2016 werden enkele interessante voorbeelden gepresenteerd van innovatieve bedrijven die met duurzame oplossingen komen.

Om verspillingen tegen te gaan in de agrarische industrie levert het bedrijf farm(x) real time data over weersontwikkelingen in combinatie met gedetailleerde analyse over gewassen waardoor meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen of water gerichter kunnen worden toegediend. Dit leidt tot 10-20% besparing op de operationele kosten: er zijn immers veel minder water, kunstmest en bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte nodig.

Een ander interessant voorbeeld in de agro-industrie was Enterra. Vanwege de groeiende wereldbevolking is de in de toekomst 70% meer voedselproductie nodig terwijl de prijzen van grondstoffen in de veevoeder industrie sterk stijgen. Zo werden de laatste 10 jaar de prijzen van veevoeder 3x zo hoog. Tegelijk wordt 30 tot 40% procent van het geproduceerde voedsel verspild. Dit komt neer op 1.3 miljard ton voedsel! Het bedrijf Enterra heeft een oplossing gevonden om voedselafval te hergebruiken: men kweekt larven van insecten die het afval opeten en zelf tot eiwitrijk voedsel voor dieren verwerkt worden. Zelfs de poep van de larven wordt weer als meststof gebruikt. Slim! Na de eerst proeven wordt er nu op industriële schaal met dit proces geproduceerd. Hiermee wordt veel voedselafval omgezet in veevoeder en meststof. Tegelijk wordt een grote hoeveelheid water teruggewonnen. Dergelijke processen verdienen het om overal ter wereld te worden ingevoerd.

Frans Stel, lector International Business

Sustainable Business in de praktijk

Blog Frans
Tijdens de Globe 2016 conferentie in Vancouver presenteerden kleine en grote bedrijven hoe ze duurzaamheid in de praktijk brengen. Een mooi voorbeeld hiervan was het Duitse bedrijf BASF. Vanouds werkend in de chemische sector zijn ze nu op veel meer terreinen actief, waaronder het terrein van voeding & gezondheid of energie.
BASF heeft het leveren van duurzame innovatieve oplossingen opgenomen als integraal onderdeel van hun bedrijfsvoering, waarbij ze zowel oog hebben voor de korte als de lange termijn. Duurzaamheid levert volgens BASF veel nieuwe  kansen en reduceert bedrijfsrisico’s. Het gaat hierbij niet alleen een verantwoordelijkheid voor de werknemers en de omgeving om veilig te produceren, maar ook om verantwoordelijkheid op zich te nemen voor toeleveranciers en de maatschappij. Dit klinkt allemaal heel mooi, maar hoe werkt dit in de praktijk? BASF heeft zichzelf SMART doelen opgelegd; zo wil men de uitstoot van broeikasgassen binnen 4 jaar terugdringen met 40% en duurzaam watermanagement invoeren. Binnen 4 jaar wordt tenminste 70% van de toeleveranciers beoordeeld of ze wel voldoende duurzaam opereren. BASF koopt in op “fair trade” condities en ondersteunt locale coöperaties van boeren. Binnen 4 jaar moet het aandeel van de producten van BASF dat duurzaamheid in de waardeketen aanzienlijk verbetert sterk groeien en op tenminste 28% liggen. Dit wordt gemeten op 8 criteria: efficiënter grondstoffengebruik, stimuleren van biodiversiteit (inclusief hernieuwbare energie), terugdringen van klimaatverandering, verminderen van broeikaskassen, minder waterverbruik, bevorderen van veiligheid & gezondheid en tenslotte het bijdragen aan de millenniumdoelen van de VN. Om dit te bereiken werkt BASF samen in talloze netwerken. Kortom een mooi voorbeeld van sustainable business in de praktijk.

Frans Stel, lector International Business