Kritisch denken is een gevleugelde term binnen HBO-onderzoek. Opvallend eigenlijk, want waar universitaire onderzoekers de denkers bij uitstek zijn, worden HBO-ers omschreven als denkers die doen. Maar doen wij wel genoeg? Veel van ons onderzoek bevat wel denkkracht, maar de actie is beperkt. We schotelen bedrijven een advies voor of een implementatieplan, maar veel vuiler maken we onze handen niet. Ik wil dan ook een lans breken om ons kritisch vermogen vaker om te zetten in actie.
Een eerste stap om modder aan de voeten te krijgen is om los te komen van rapporten en onderzoeksdata en buiten te gaan communiceren en observeren. Toegegeven, veel studenten staan meteen in de startblokken om hun onderzoeksvraag aan experts voor te leggen die hopelijk snel met antwoorden komen. Maar dat is nog geen kritisch communiceren. Kritisch communiceren is een goed voorbereid vraaggesprek voeren, waarbij men doorvraagt, zaken in twijfel durft te trekken en achter de woorden luistert. Waarbij men soms met hele andere informatie en inzichten terugkomt dan waarvoor men kwam. Na afloop van het gesprek nog even goed rondkijken, kritisch observeren wat je ziet of niet ziet in het bedrijf, dat is altijd leuk en vaak nuttig. Nauwelijks fietsen in de stalling, geen bushalte en veel auto’s op de parkeerplaats trekken dat mooie duurzame praatje dat je zo net hoorde in twijfel. En ondanks dat de HRM-manager over een jong energiek team spreekt, zie jij op dinsdagochtend tien voor half elf enkel 50+ personeel op de werkvloer. Wetenschappers houden niet zo van die spontane observaties, maar voor een HBO-er is dit om van te smullen. Echter het wordt pas onderzoek als je deze gegevens ook goed documenteert, dat maakt je kritische observaties tot echte onderzoeksdata.
Een tweede en nog wat uitdagendere stap is om onderzoek te doen op basis van acties die je zelf initieert tijdens de onderzoekscyclus. Actieonderzoek wordt hierbij vaak genoemd, maar daar ligt mijn eigen expertise niet. Veel meer ervaring heb ik met het uitzetten van experimenten en pilots waarbij men vervolgens analyseert en observeert wat er gebeurt. Zo heeft een van mijn stagiairs vorig semester nudging-experimenten uitgevoerd om medewerkers aan te zetten tot minder printen en kopiëren. Ze initieerde communicatie-acties, plakte nudging posters en stickers en observeerde met harde data (het aantal printjes uit de printer) en zachte data (focusgroepen, interviews) wat er gebeurde. Ik had ook eens een student die een winkelschap mocht ombouwen en met verkoopdata van merken en producten aan de slag ging. De crux bij dit soort onderzoek is dat je eerst goed nadenkt wat je gaat doen en ook verzint welke data je nodig hebt voor de analyse van de actie. Anderzijds leveren veel experimenten niet meteen het beoogde resultaat op, daar is het ook een experiment voor. Een goed kwalitatief en kwantitatief onderzoek is na de actie belangrijk, om vervolgens te kunnen bedenken hoe het volgende experiment of de volledige implementatie eruit moet zien. Er ontstaat zo een denk-doe-onderzoek-denk-doe cyclus.
Als ik prekerig overkom, dan betekent dat meestal dat ik het ook tegen mezelf heb. Binnen lectoraatsonderzoek ligt het gevaar van eindeloos kritisch denken en niet kritisch doen op de loer. Maar ik hoop dat mijn intenties om niet in die valkuil te vallen hand-in-hand mogen gaan met innovaties van onderzoek in de opleidingen. Want onze studenten willen niet alleen maar denken, ze willen ook doen. Mijn motto: eerst woorden en dan ook daden.
Jorna Leenheer
Lector New Marketing