Waarom doen banken aan de circulaire economie?

De onderstroom van de circulaire economie kom je tegenwoordig overal tegen: er is een overvloed aan initiatieven, convenanten en Green Deals om de circulaire economie in de praktijk uit te proberen. De bovenstroom krijgt ook vorm, bijvoorbeeld met de Energieagenda en het Rijksbrede programma CE van de Rijksoverheid. Maatschappelijk betrokken partijen en circulaire opportunisten kwamen dan wellicht het eerst, de rest gaat inmiddels gelijk op. Ook de grootbanken laten dus van zich horen. De Rabobank en ABN AMRO hebben zelfs hun positionering en profiel op duurzaamheid geënt. Uiteraard moet ook de circulaire economie gefinancierd worden, maar hoe raken betrokkenheid en zakelijke afwegingen elkaar?

In reclames benadrukken banken hun maatschappelijke betrokkenheid, hun zakelijke ziel en duurzame horizon. Ze hebben natuurlijk ook wel wat goed te maken. Toch toont het vooral zakelijk inzicht. Banken zien hun verdienmodellen veranderen, bijvoorbeeld in de sector bouw en vastgoed. Steeds vaker hoeven gebouwen niet voor 100% gefinancierd te worden omdat de installaties, gevels en dergelijke eigendom van de leveranciers blijven. Die houden de geleverde spullen op hun balans en verdienen aan de services. Zij financieren dat op hun beurt niet met eigen middelen, daar zitten ook weer vermogensverschaffers achter. Het is voor banken dus essentieel om dat te volgen en er hun producten op aan te passen. Ten tweede hebben de banken zakelijke interesse in het financieren van de investeringen die bedrijven moeten doen in het – verplicht – verduurzamen van hun processen en gebouwen. Die interesse komt ook omdat banken een beetje bezorgd zijn of hun bedrijfsklanten al die lasten wel kunnen dragen. Hoeveel kost het immers niet om van een F-label naar een C-label te gaan? Ten derde willen banken leren wat het betekent om niet naar de directe kosten van een investering te kijken, maar naar de life cycle costs. Kun je meer investeren, omdat je durft te stellen dat het gebouw een hogere eindwaarde heeft en het bedrijf lagere onderhouds- en energiekosten? Of dat ook zo uitkomt is niet te bewijzen. Daarom zie je dat banken vaak ook launching customer zijn voor kleinere bedrijfsklanten die hierin iets aan het doen zijn. Financiering geeft dan de scale up die nodig is voor hun innovaties en wellicht wat meer zekerheid over de toekomst.

Kortom, banken bestuderen hoe verschillende vormen van financieren kunnen helpen om verdienmodellen in de circulaire economie een duw te geven. Waarbij ze hun eigen verdienmodel goed voor ogen hebben en hopen hun prominente plek ook in de circulaire economie te kunnen behouden. Want die plek is in tijden van block chains en bitcoins lang niet zo vanzelfsprekend meer.

Han van Son
Associate lector Drijfveren Duurzaam Ondernemen

Plaats niet alleen fysieke en productveiligheid, maar ook sociale veiligheid op de agenda

3 x veiligheid
Hoewel veel bedrijven zeggen dat veiligheid voorop staat en ze daar met posters en trainingen echt aandacht aan proberen te geven, zie ik weinig of geen verbeterteams die daarmee aan de slag zijn. Als dat wel gebeurt, is dat om een ongeval te analyseren en er bij voorkeur voor te zorgen dat het niet meer voorkomt. Maar hoe zit dat met andere vormen van veiligheid. Is daar voldoende aandacht voor?
Een levensmiddelenbedrijf waar ik een aantal jaren geleden werkte, onderscheidde drie vormen van veiligheid: voedselveiligheid, fysieke veiligheid en sociale veiligheid. Voor fysieke veiligheid is vaak wel aandacht: er zijn KPI’s met (bijna) ongevallen, er zijn instanties die je op de vingers tikken zoals de arbeidsinspectie wanneer de (fysieke) veiligheid niet op orde is, en wet- en regelgeving stelt eisen, zoals de machinerichtlijn. Misschien niet altijd met voldoende effect, maar de structuren en systemen zijn er.

Critical control points
Voedselveiligheid – of algemener: productveiligheid – kent ook een aantal van dergelijke maatregelen. Productveiligheid heeft namelijk te maken met het product dat naar de, soms onwetende, klant gaat en betreft die aspecten van het product die de gebruiker kunnen verwonden. In bijvoorbeeld levensmiddelenbedrijven worden dergelijke productrisico’s geanalyseerd en wordt bepaald waar in het productieproces deze kunnen ontstaan en waar het effect ervan moet worden weggenomen. Die laatste punten heten dan critical control points. Denk bijvoorbeeld aan een zeef waar ongerechtigheden moeten worden verwijderd, die met de grondstof zijn meegekomen, zoals onderdelen van de oogstmachine die nog in de aardappelen kunnen zitten of muizen die tussen het graan zijn blijven zitten. Een voorbeeld van een critical control point is ook een metaaldetector die aangeeft of er metaal in een product zit en het betreffende product vervolgens uit de productie haalt of werpt.

Kwaliteit versus risico
Ik ben niet gecharmeerd van deze aanpak. Het stuurt niet op het elimineren van het risico. Bovendien draagt het bij aan een cultuur van goed-is-goed-genoeg. Zo was ik onlangs in een fabriek waar de uitwerpbak bij de metaaldetectie helemaal was afgeschermd en die voor de producten met te veel of te weinig gewicht niet. Ik kan het dan niet nalaten om te vragen waarom dat verschillend is, hoewel ik het antwoord ken: “Het ene is een voedselveiligheidsrisico en het andere niet”. En als ik dan doorvraag: “En dus wil je bij de ene bak voorkomen dat product wordt teruggelegd en bij de andere mag het wel worden teruggelegd?” Dat mag dan natuurlijk ook niet… Een dergelijk onderscheid past niet bij een echt kwaliteitsbedrijf. Dat wil immers echt alle kwaliteitszaken op orde hebben of ze nou wel of geen risico zijn voor de voedselveiligheid!

#Me&You
En dan is er sociale veiligheid. Dat betekent dat iedereen zich veilig voelt en veilig is tegen ongewenst handelen van anderen. Te denken valt natuurlijk aan ernstige vergrijpen zoals verkrachting en aanranding, maar zeker ook aan: agressie, pesten en discriminatie. Niettemin wordt hier de scheidslijn vaak al dun, zoals die donkere medewerker die van zijn collega een soort van compliment kreeg: “Hé Afrikaan, jij spreekt al best goed Nederlands.” Nog lastiger wordt het als we het hebben over geluidsoverlast, zoals de radio op het werk die te hard staat of die collega die nogal de aandacht op zich wil vestigen. En ook is het lastig als we het hebben over ‘graffiti’ op muren, toiletten, informatieborden en machines. Voorbeelden genoeg te bedenken en hier zijn geen KPI’s en maar in beperkte mate wet- en regelgeving of instanties die de aandacht hierop vestigen. Daarom is het goed om niet alleen fysieke en productveiligheid, maar ook sociale veiligheid op de agenda te plaatsen en met elkaar te bespreken. Dus samen bespreken: wat vinden wij wel of niet acceptabel? Dan krijgt een werkoverleg ook nog eens toegevoegde waarde, in plaats van het verplichte klaaguurtje…

Ton van Kollenburg – Lector Improving Business

Menselijk kapitaal moet groeien

Waarom zou ik gaan naar een conferentie met de imponerende titel ‘Interdisciplinary workshop on Intangibles and intellectual capital; Value Creation, Integrated Reporting and Governance’ in Italië? Deze vraag stelde ik me aan het begin van dit schooljaar.
Natuurlijk kost zoiets geld voor de reis en het hotel en levert een belasting op voor het milieu. Daarbij kost het ook tijd en levert stress op. Immers, alle dagelijkse activiteiten zowel thuis als bij Avans moeten worden overgenomen door mijn partner en collega’s. Wat zal zo’n conferentie mij opleveren? Zal mijn eigen human en intellectual capital er van groeien? Kortom een veelheid van vragen.
Ondanks al mijn vragen en twijfel ben ik op pad gegaan. Hieronder een korte terugblik op enkele lezingen en workshops die ik heb gevolgd.

Zoek de verbinding
In de keynote ‘Connecting Information’ door Jan Mouritsen van de Copenhagen Business School werd duidelijk gemaakt dat het geïntegreerde jaarverslag een uitgebreid verhaal moet zijn waarin uitgelegd moet worden hoe de onderneming zijn waarde creëert. Hierin worden allerlei aspecten hoe waarde wordt gecreëerd, verbonden met elkaar, waardoor een coherenter beeld ontstaat van de prestaties van de onderneming. De grote beschikbaarheid van met name digitale data kan hierbij helpen.
De moeilijkheid is vooral om te bepalen welke en hoe die verschillende data met elkaar moeten worden verbonden (connectivity). Moet er een infrastructuur (regelgeving, ICT en dergelijke) komen waardoor de data kunnen worden verbonden of moet het meer een dynamisch en plastisch systeem worden waarmee steeds opnieuw gekeken wordt hoe uit alle data nieuwe informatie kan worden gehaald?

Hoe de data zouden kunnen worden verbonden wordt weergegeven in de onderstaande figuur

1a

De data moet worden gesorteerd zodat er een algeheel beeld ontstaat van het functioneren van de onderneming. Vervolgens moeten relevante data worden geselecteerd en met elkaar worden verbonden zodat een coherent verhaal en daarmee beeld ontstaat hoe de onderneming waarde creëert.

In de aansluitende discussie gaven de panelleden aan dat investeerders en aandeelhouders steeds meer willen weten hoe alle kapitalen van een onderneming bijdragen aan de waardecreatie van de onderneming. Op dit moment schieten de jaarverslagen hierin nog tekort. Een beperkende factor hierbij is de wetgeving. Die is vooral gericht op data die de onderneming moet opleveren en niet op het verbinden van data en het geven van informatie.

Nuttig voor MKB
In het paper Soft Regulating’ Integrating Reporting for SMEs: The Case of Italy door Del Baldo Mara en Girella Laira wordt onderzocht of het framework integrated reporting van de International Integrated Reporting Council (IIRC) geschikt is om te implementeren in het midden- en kleinbedrijf (MKB). Tot op heden is veel onderzoek gedaan naar integrated reporting bij grote bedrijven.
Er bestaat een kloof tussen enerzijds onderzoek over en naar integrated reporting en anderzijds de praktijk hoe het moet worden ingevoerd, in het bijzonder in het MKB.
Om deze kloof te dichten zijn er richtlijnen (soft regulations) gemaakt hoe integrated reporting geïmplementeerd kan worden in het MKB in Italië.
Onderstaande figuur geeft een beknopt overzicht hoe integrated reporting moet worden geïmplementeerd in het Midden en Klein bedrijf

menselijk kapitaal moet groeien afb 2

Drie Italiaanse bedrijven hebben al een integrated report gemaakt of zijn bezig het te implementeren met behulp van de soft regulating. Het blijkt dat de soft regulating een interessant hulpmiddel kan zijn. In de paper wordt geconcludeerd dat het integrated framework verder moet worden aangepast aan de taal, cultuur en strategische oriëntatie binnen het MKB. Daarbij moeten de materialiteit en de uiteindelijke KPI’s worden beperkt.

Wat te doen met alle data
Zweden heeft een rijke historie als het gaat om het verzamelen van data over het wel en wee van haar inwoners en in het bijzonder de werknemers. Het Nyckeltals instituut houdt zich hiermee bezig. En daar hield Bino Catasus van de Stockholm Business School zijn lezing over onder de titel ‘Accounting People’. In de loop van de tijd zijn de centrale thema’s van de verzameling data veranderd. De aandacht is verschoven van de attractiviteit van werkgevers naar gender en buitenlandse achtergrond. Tegenwoordig heeft vooral gezondheid de aandacht.
De behoefte aan het verzamelen van de data komt voort uit de wet- en regelgeving, intrinsieke wens om iets te weten en te kunnen sturen. Uiteindelijk kan met behulp van de data vergeleken worden, normen worden gemaakt, geleerd en problemen worden gesignaleerd. In de praktijk verdwijnen er echter veel rapporten met data in vele bureaulades om er nooit meer uit te komen. In de toekomst moet er niet meer data worden verzameld om het verzamelen. Ten aanzien van het intellectueel kapitaal zal meer aandacht moeten worden besteed aan het plezier van werken bij mensen. Ten slotte zal er meer moeten worden onderzocht hoe de data worden gepresenteerd zodat het impact heeft

Eigen kosten-batenanalyse
Op de terugreis heb ik geprobeerd een kosten-batenanalyse te maken van verblijf aan Ancona. Heeft het congres toegevoegde waarde gehad? Hierbij heb ik niet alleen naar de financiële waarde maar ook de niet financiële waardes moeten kijken. Overduidelijk is dat het congres geld, tijd en stress heeft gekost. Daar tegenover heeft het nieuwe inzichten en nieuwe contacten opgeleverd.
En, last but not least, wederom tot het besef gekomen dat het praktisch onderzoek dat studenten en docenten binnen het lectoraat verrichten helpt bij het verder ontwikkelen van de verslaglegging bij bedrijven om uiteindelijk te komen tot een meer duurzame wereld.

Tom Vos
Docent ASIS en lid van de kenniskring van het lectoraat Sustainable Finance and Accounting