Klantenkaart of klantenapp: wat is uw keuze?

Veel Nederlandse retailers hebben in het verleden een klantenkaartprogramma geïntroduceerd en vrijwel iedere Nederlander loopt tegenwoordig dan ook met een of meer plastic klantenkaarten op zak. Met een dergelijke kaart kun je punten sparen, (persoonlijke) kortingen krijgen, uitgenodigd worden voor speciale koopavonden, regelmatig geïnformeerd worden, etc. Waar ook vrijwel iedere Nederlander mee op zak loopt is een mobiele telefoon. Wat ligt dan meer voor de hand dan de plastic kaart te vervangen en te transformeren tot een loyalty app. Dat scheelt plastic (goed voor het milieu!), is handiger voor consumenten, maar biedt ook meer mogelijkheden voor de retailer.

In de afgelopen periode deden twee studenten (een Avans-student en een universitaire student) gezamenlijk onderzoek naar dit onderwerp bij een grote Nederlandse kledingretailer, een met een sterke merknaam en loyale klantenkring. We noemen geen namen, maar het gaat om de grootste zelfstandige moderetailer van Nederland. Daarbij werd onder meer een conjoint-studie uitgevoerd onder de huidige klantenkaarthouders. Steeds werd aan de consument twee mogelijke loyalty apps getoond en moest hij de keuze maken tussen een van beide en de optie om bij de oude vertrouwde klantenkaart te blijven. Iedere respondent maakte twaalf verschillende keuzes waarbij het design van de loyalty apps steeds werd aangepast.

De belangrijkste bevindingen:
– Het allerbelangrijkst vindt men dat het spaarprogramma wordt geïntegreerd in de app. Daarbij wil men vooral ook de mogelijkheid hebben om spaarpunten in te wisselen op een moment dat men dat zelf uitkomt in plaats van op vaste momenten in het jaar zoals nu het geval is. Daarnaast ziet men ook graag dat de webshop wordt geïntegreerd in de app. Dit is echter geen noodzakelijke voorwaarde, terwijl deze integratie wel een behoorlijke investering vereist.
– Men is zeker bereid persoonlijke informatie te geven: contactgegevens, maar ook kledingvoorkeuren. Men is namelijk overtuigd dat dit ook persoonlijk voordeel oplevert, zoals in de vorm van persoonlijke suggesties en aanbiedingen. Maar het heeft wel zijn grens, zo roept het opgeven van maten veel weerstand op.
– Er zijn drie klantsegmenten te onderscheiden: de grootste groep prefereert vrijwel altijd een app boven een klantenkaart (ruim 50% in ons geval, percentage kan bij retailers met een jonge doelgroep zeker hoger liggen), een tweede groep (20%) die onder geen enkele conditie een app prefereert boven een kaart en een middengroep (30%) die soms voor een app kiest en soms voor een kaart.
– De middengroep is in twee subgroepen te onderscheiden. Allereerst de privacy-gevoeligen die in tegenstelling tot het gemiddelde beeld veel weerstand hebben om informatie te delen, ten tweede de spaarders die vooral voor de app kiezen als het meer direct financieel voordeel oplevert, binnen het spaarprogramma of middels kortingen.

Hoewel het onderzoek veel inzicht bood, zijn er ook nog voldoende vervolgvragen. Allereerst de generalisering van de resultaten. We zijn dan ook een tweede onderzoek aan het uitvoeren bij een concullega. Ten tweede is de vraag hoe ver je wilt gaan met het personaliseren en differentiëren. Zo kun je denken aan het indelen in zogenaamde tiers, zoals ook frequent flyerprogramma’s die hebben. Mogelijk ook interessant in een aangepaste vorm in detailhandel; ook hier is een vervolgonderzoek over gestart. Een derde vraag is in hoeverre een klantenapp ook niet moet samengaan met medewerkersapp. Dat biedt vele mogelijkheden om informatie tijdens verkoopgesprekken te gebruiken en verrijken.

Er zit dus nog wel toekomstmuziek in de loyaliteitsprogramma’s binnen de detailhandel; we blijven de ontwikkelingen op de voet volgen.

Jorna Leenheer, Lector New Marketing.

De bevindingen zijn gebaseerd op onderzoek van Vincent Bilderdijk en Stella van Aalst, onderdeel van het @Yourservice project. Een eindrapport wordt in de loop van 2018 verwacht.

Succesvolle projecten…

Regelmatig hoor je in het nieuws over falende ICT-projecten. Vooral de overheid kan er wat van, maar ook banken, verzekeringsmaatschappijen, zorg en industrie hebben er mee te maken. Naar schatting gaat met twee derde van alle projecten iets mis, zoals deadlines of de resultaten die niet worden gehaald, of nog erger: het project wordt stopgezet. Ik vroeg me af hoe vaak dat gebeurt bij continu verbeterprojecten?

Resultaten beklijven niet
Als consultant doe je er, denk ik, alles aan om te voorkomen dat je verbeterprojecten niet volledig worden afgerond. Je zorgt ervoor dat het probleem goed wordt geanalyseerd, dat de oplossingen worden ingevoerd en dat wordt geëvalueerd hoe succesvol dat was. Tenslotte probeer je te zorgen dat de resultaten worden gestandaardiseerd en geborgd, hoewel dat laatste natuurlijk ook voor een groot deel afhankelijk is van hoe de organisatie waar je je opdracht doet, daarmee omgaat. Het niet volledig afmaken van een verbeterproject ben ik daarom niet vaak tegen gekomen, maar helaas zie ik wel vaak dat het resultaat niet beklijft.

Minder animo
Zo begeleidde ik een verbeterteam in de levensmiddelenindustrie dat de output van de menginstallatie met vijftien procent moest verbeteren. Het was een heel gedreven team dat het probleem met open blik tegemoet trad en in staat bleek om, via aangepaste werkwijzen en dus met minimale investeringen, te komen tot de gevraagde outputverhoging. Hoewel de werkwijzen betekenden dat het proces strakker moest worden georganiseerd en er dus enige weerstand te verwachten was, verliep de implementatie voorspoedig. Daardoor was niet alleen op papier, maar ook in de realiteit sprake van de gevraagde outputstijging. Ongeveer twee jaar later werkte ik als interimmanager bij hetzelfde bedrijf en was de mengafdeling een van mijn verantwoordelijkheden. Zodoende kwam ik erachter dat de werkwijzen niet meer werden gehanteerd. De gevraagde capaciteit was lager en er was duidelijk minder animo om de strakkere organisatie vast te houden…

Hoe vaak worden projecten afgerond?
Hoewel ik als consultant niet vaak tegenkwam dat een verbeterproject niet werd afgerond, vroeg ik me af in welke mate dat wel gebeurt. Toen ik een paar jaar geleden begon als lector bij Avans Hogeschool, was dat een van de vragen waarop ik antwoord wilde krijgen. Daarnaast wilde ik graag weten waardoor dat wordt veroorzaakt. In meerdere bijeenkomsten vroeg ik bijvoorbeeld aan de deelnemers, veelal direct betrokken bij het continu verbeteren in hun organisatie: “Bij hoeveel procent van de verbeterprojecten in uw organisatie wordt de volledige verbetercirkel goed doorlopen (dus bijvoorbeeld. D, M, A, I en C (Define, Measure, Analyze, Improve en Control))?”. De deelnemers konden dan hun schatting aangeven in een aantal klassen, zoals minder dan een derde, ongeveer de helft, enzovoort. Uit deze schattingen kwam naar voren dat grofweg maar één op de drie verbeterprojecten volledig wordt afgerond. Maar in één op de drie projecten vindt dus, naast analyse van het probleem, ook implementatie en borging plaats!

Waarom worden oplossingen niet geïmplementeerd?
Voor het symposium Continu Verbeteren, dat afgelopen januari weer samen met de minor Continu Verbeteren werd georganiseerd, onderzochten we wat de redenen zijn waarom oplossingen van verbeterprojecten niet worden geïmplementeerd. Hoewel onze steekproef niet groot genoeg was om echt betrouwbare antwoorden te geven, springen twee redenen eruit. Ten eerste lijkt de oplossing vaak te maken te hebben met een gedragsverandering, die de invoering te moeilijk maakt. Ten tweede wordt aangegeven dat vaak sprake is van te weinig draagvlak voor het implementeren van de oplossing. Dit punt lijkt aan te sluiten bij twee andere redenen die vaak werden genoemd, namelijk dat de implementatie niet plaatsvindt omdat enkele personen in de organisatie er tegen zijn en dat de oplossing wel goed wordt gevonden, maar geen prioriteit krijgt. Interessant is dus om te achterhalen hoe je succesvol draagvlak creëert. In de Linkedin-groep Nederland Verbetert is hierover inmiddels een discussie gestart.

Ton van Kollenburg
Lector Improving Business